Halverwege onze levensreis 
bevond ik me in een somber woud, 
want ik was afgedwaald van het rechte pad. 
Ach, hoe zwaar valt het me te zeggen
hoe het was, dit ruwe en machtige woud
waarvan de heugenis mijn angst weer voedt! 
Het was zo bitter, schier aan de dood gelijk
doch wegens 't goede dat ik trof
zal ik ook daarover spreken.
Ik weet niet meer hoe ik daar kwam:
zo vol van slaap was ik
toen ik de ware weg verliet.
Maar aan de voet van de heuvel gekomen,
aan het einde van de vallei,
vervulde mijn hart zich met vrees.
Ik keek omhoog en zag zijn schouders
reeds gekleed in de stralen van de planeet
die anderen leidt naar alle rechte wegen.
Pas toen kwam de kolkende poel in mijn hart
tot bedaren, na alles wat ik die nacht
zo jammerlijk had ervaren.
En zoals hij, die amechtig hijgend,
door de zee op de oever aangespoeld
zich naar 't verraderlijk water keert en staart,
Zo deed mijn ziel, nog immer vluchtende:
Zij keerde zich weer naar de passage 
die nooit voorheen een levende had doorgelaten.


Originele tekst van Dante[bewerken]

Nel mezzo del cammin di nostra vita
mi ritrovai per una selva oscura
ché la diritta via era smarrita.
Ahi quanto a dir qual era è cosa dura
esta selva selvaggia e aspra e forte
che nel pensier rinova la paura!
Tant'è amara che poco è più morte;
ma per trattar del ben ch'i' vi trovai,
dirò de l'altre cose ch'i' v'ho scorte.
Io non so ben ridir com'i' v'intrai,
tant'era pien di sonno a quel punto
che la verace via abbandonai.
Ma poi ch'i' fui al piè d'un colle giunto,
là dove terminava quella valle
che m'avea di paura il cor compunto,
guardai in alto, e vidi le sue spalle
vestite già de' raggi del pianeta
che mena dritto altrui per ogne calle.
Allor fu la paura un poco queta,
che nel lago del cor m’era durata
la notte ch’i’ passai con tanta pieta.
E come quei che con lena affannata,
uscito fuor del pelago a la riva,
si volge a l’acqua perigliosa e guata,
così l’animo mio, ch’ancor fuggiva,
si volse a retro a rimirar lo passo
che non lasciò già mai persona viva.

Bronnen[bewerken]